De burgerschapsopdracht is op een integrale wijze uiteengezet in ons schoolplan, schoolveiligheidsplan en schoolondersteuningsplan. Hieronder een korte uitleg over de invulling van de burgerschapsopdracht. Het volledige schoolplan ligt -voor belanghebbenden- ter inzage op school.
In een tijd waarin politici, autoriteiten en de media elkaar meesleuren in een maatschappelijke hysterie over onderwerpen als radicalisering en extremisme is het vrijwel ondenkbaar dat scholen, vooral in de randstad, nog geen speciaal beleidsdocumentje hebben met daarin signaleringsmethoden en een mogelijke ‘aanpak’ van het probleem. Ook van het Achterhuis Lyceum wordt verwacht een dergelijk document te hebben, vooral omdat het hier om een islamitische school gaat. Dat het hele onderwijs eigenlijk al is ingericht om een veilige, gezonde en positieve sfeer op de school te bevorderen is daarbij van belang om in ogenschouw te houden.
Daarom wordt dit in ons schoolplan uitgebreid toegelicht. Deze toelichting moet niet worden gelezen als aparte uiteenzetting van bestaande theorieën over het –veelal niet-bewezen en financieel ondoelmatige[1]– aanpakken van radicalisering en extremisme, maar als een korte uiteenzetting van de manier waarop onderwijs op onze onderwijsinstelling probeert ook dit probleem tegen te gaan.
Incorporatie radicaliserings-aanpak in burgerschapsonderwijs
Allereerst moeten enkele kanttekeningen geplaatst worden bij de discussie over radicalisering en extremisme binnen het onderwijs. Deze betreffen de definiëring van het probleem, de mogelijke oorzaken ervan en de manier waarop ermee wordt omgegaan. Bestaande definities van verschijnselen als radicalisering en extremisme zijn wetenschappelijk gezien op verschillende manieren problematisch. Zo is de definitie die de overheid geeft aan een begrip als radicalisering gewoonweg ‘niet toereikend’ en vooral in het onderwijs waar wordt gewerkt met adolescenten, onbruikbaar[2]. Sterker nog, door star gebruik van het begrip radicalisering ontstaat er vroeg of laat een discrepantie tussen de definitie van inlichtingendiensten en de werkelijke aard van het begrip, dat ook in de ontstaansgeschiedenis van onze Westerse denkbeelden een belangrijke rol heeft gespeeld. De leerlingen moeten immers bekend zijn met de – voor die tijd – radicale ideeën van de Verlichting. Tegelijkertijd houdt het begrip in het voortgezet onderwijs moeilijk stand omdat adolescenten hun denken over de wereld nou eenmaal ontwikkelen op een manier die in de grotemensenwereld inderdaad als radicaal gezien zouden kunnen worden.
Het begrip extremisme is minder moeilijk te definiëren. Daarbij gaat het vooral om het star doordraven op bepaalde radicale ideeën tot een niveau waarbij dit overgaat op extreme onverdraagzaamheid en (potentieel) onwetmatig handelen. Extremisme is dan ook makkelijker te signaleren dan de ontwikkeling van ongewenste radicale ideeën. Desalniettemin is er op het Achterhuis Lyceum nagedacht over een aanpak waarbij de intellectuele, emotionele, mentale en persoonlijke ontwikkeling van kinderen op een gezonde manier in goede banen kan worden geleid.
Het is daarbij belangrijk dat het kind nimmer het gevoel krijgt een potentieel probleem te zijn. Moslimleerlingen zijn gewone kinderen, net als al hun andere leeftijdsgenoten. Het is dan ook verre van ethisch om de leerlingen het gevoel te geven dat ze, omdat ze moslim zijn, een potentieel gevaar zouden kunnen vormen. De extra gesprekken of trajecten over bijvoorbeeld ‘(gevolgen van) religieus extremisme’ werken ons inziens averecht. Spijtig genoeg bevatten beleidsstukken en aanpakken van radicalisering en extremisme echter in de meeste gevallen een ‘onevenredige focus op jihadistisch extremisme, ten opzichte van andere vormen van radicalisering’[3]. Een voortdurende confrontatie van de leerling door een vermeende relatie te leggen tussen hun moslimzijn en radicalisering of extremisme, zoals onder andere de gemeente en andere diensten in diagnostische geschriften zelfs herhaaldelijk doen, keuren wij af.
Het bovengenoemde moet juist niet benaderd worden met een repressief en een volwassen democratie onwaardig de-radicaliseringsbeleid. Een roekeloze aanpak waarin manipuleren, isoleren, judassen, kwellen en dwarsbomen als middel worden aangewend werken hierin juist binnen de samenleving averechts. Daarom kiest onze onderwijsinstelling bewust niet voor een door deze externen (Taskforce) opgezet traject. Er is zeker wel sprake van een streven naar het voorkomen van radicalisering, maar dan vooral in de vorm van de in dit schoolplan uitgestippelde schoolbeleid en de grote aandacht voor onze kernwaarden die daarin centraal staan.
Er is tastbare en geborgen vorming van burgerschapsonderwijs voor de leerjaren ontwikkeld. Leidraad is dat er breed[4] wordt ingezet teneinde bij de leerling de geneigdheid verder te ontwikkelen en waar nodig te creëren voor de grondslagen van de Nederlandse rechtsorde. Er wordt een team/commissie samengesteld welke streeft de kernwaarden terug te laten komen in alle aspecten van het onderwijs. Er worden lessen burgerschap ingeroosterd. Ter borging wordt een coördinator burgerschap aangesteld.
De mogelijkheid tot ontstaan van radicaal gedachtegoed en de nare gevolgen die daaruit voort zouden kunnen vloeien wordt erkend. Het ontwikkelen van radicale ideeën tot extremistisch gedachtegoed is iets wat iedere leerling (moslim of niet) kan overkomen binnen zijn of haar eigen levensbeschouwing of ideologie. Uiteenlopende onderzoeken stellen dat extremisme onder meer in de hand wordt gewerkt doordat degenen die hun denken proberen te beïnvloeden niet aansluiten op hun leefwereld, door problematische thuissituaties, door tegenslagen en teleurstellingen in de privésfeer, door een gebrek aan gevoel voor autoriteit (individualisering leidt immer vaak tot afkeer van – islamitisch – gezag, waardoor een gezonde discussie over hun levensbeschouwing vrijwel onmogelijk wordt), door een gebrek aan kennis, door een instabiele identiteit en door een gevoel van onrechtvaardigheid en machteloosheid tegenover die onrechtvaardigheid.
Daarom zullen signalen van dergelijke ontwikkelingen op dezelfde professionele wijze worden vastgesteld en onderling (met schoolleiding, mentor/docent en zorgteam) worden besproken op een professionele manier en met wijsheid (zonder paniekacties) aan de hand van de protocollen in het schoolveiligheidsplan. Zoals eerder gememoreerd hebben het onrechtstatelijk handelen en de repressieve methoden van de Taskforce een averechts effect.
Coördinator burgerschap en klankbordoverleg
Om de ontwikkelde visie op burgerschap in de praktijk vorm te geven en te borgen wordt er een coördinator burgerschap aangesteld. Hij/zij heeft de voornaamste taak om zorg te dragen voor samenhang tussen de leergebieden en een heldere leerlijn daarin. De coördinator burgerschap is verantwoordelijk voor goed passende gastlessen, activiteiten en/of excursies (verbredende activiteiten). Er worden uren beschikbaar gemaakt om thema’s goed voor te bereiden en er wordt regelmatig teruggekoppeld naar het team. Burgerschap wordt een vast agendapunt bij elke vergadering en wordt ook ter verdere borging in het financieel strategisch plan opgenomen (begroting). Samen met de lesuren zoals vermeldt in de lessentabellen en hetgeen integraal uiteen gezet in onze schoolplan moet burgerschap zo voldoende geborgd zijn. De coördinator burgerschap is tevens een vaste lid van de identiteitscommissie. Daarnaast zullen er periodiek klankbordsessies plaatsvinden over de invulling en voortgang van burgerschap met verschillende hoogleraren op dat gebied.
Lessen burgerschap als vak
Zoals eerder aangegeven krijgt elk leerjaar, in samenhang met de excursies en activiteiten, minimaal één lesuur per week het vak Burgerschap. Tijdens deze lessen wordt de leerlingen bijgebracht hoe om te gaan met verschillen in onze samenleving. Deze uren worden ook gebruikt voor interactie met leeftijdsgenoten op andere scholen en om met verschillende uiteenlopende mensen en vrijdenkers kennis te laten maken d.m.v. van gastlessen.
De grondrechten, normen en waarden van onze pluriforme samenleving worden in samenhang en integraal met de andere vakken behandeld. Daarbij is het van belang vast te leggen dat de school voor het onderwijs de lesstof en boeken gebruikt die doorgaans ook op openbare scholen de norm zijn. De concrete invulling vindt plaats via reguliere schoolvakken, zoals maatschappijleer, geschiedenis en biologie, waaronder het thema seksuele diversiteit.
______________________________________________________
[1] Twintig miljoen voor aanpak radicalisering: ‘Geen goed zicht op effecten’ | Binnenland | AD.nl
[2] Antropoloog dr. Martijn de Koning.
[3] Verwoording van de Amsterdamse raadsfractie van BIJ1 in hun reactie op de ambtsbrief van Burgemeester Halsema: httpss://amsterdam.bij1.org/reactie-bij1-aankondiging-anti-radicalisering/ (httpss://amsterdam.bij1.org/reactie-bij1-aankondiging-anti-radicalisering/).
[4] Zie §11.3 brede inzet: opname in de vakwerkplannen, excursies, schoolinrichting, omgangsvormen enz.